Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4954

Datum uitspraak2008-10-09
Datum gepubliceerd2008-11-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersHV 200.012.913/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Appel tussenbeschikking. Niet-ontvankelijkheid nu in het dictum niet een einde aan het geding is gemaakt omtrent (enig deel van) het door de man verzochte. Zinsnede onderaan de beschikking dat tegen deze uitspraak beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof kan niet worden aangemerkt als toestemming tot tussentijds appel in de zin van artikel 358 lid 4 Rv.


Uitspraak

DvdH 9 oktober 2008 Sector civiel recht Zaaknummer: HV 200.012.913/01 Zaaknummer eerste aanleg: 127166 / FA RK 08-285 GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH Beschikking in de zaak in hoger beroep van: [X.], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen: de vrouw, advocaat: mr. I.T.H.L. van de Bergh, t e g e n [Y.], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, hierna te noemen: de man, advocaat: mr. A.F.G. Jeurissen. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008, waarvan de inhoud bij partijen bekend is. Bij die beschikking heeft de rechtbank overwogen dat aannemelijk is geworden dat er een band tussen de man en de minderjarige bestaat die kan worden aangemerkt als “family life”. De rechtbank heeft de man dan ook ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling en een informatie- en consultatieplicht tussen hem en het minderjarige kind van partijen. De rechtbank heeft voorts de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de omgangsregeling en de informatie en consultatieregeling en daarover advies uit te brengen. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 2 september 2008, heeft de vrouw verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling en tot vaststelling van een regeling terzake consultatie- en informatieplicht met veroordeling van de man in de kosten van de procedures in beide instanties. 2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 24 september 2008, heeft de man verzocht de vrouw in haar verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, althans die verzoeken af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en/of onbewezen. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2008. Bij die gelegenheid zijn gehoord: - de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. I.T.H.L. van de Bergh; - de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.F.G. Jeurissen; - de Raad voor de Kinderbescherming, vertegenwoordigd door mr. W. Bekker. 2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroepschrift; - het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 30 mei 2008. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling Het hof stelt vast dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking is, nu in het dictum niet een einde aan het geding tussen partijen omtrent (enig deel van) het door de man verzochte wordt gemaakt. Derhalve is ingevolge artikel 358 lid 4 Rv geen tussentijds appel mogelijk. De zinsnede onder aan de beschikking dat tegen deze uitspraak beroep kan worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak, kan niet worden aangemerkt als een bepaling van de rechter dat tussentijds appel van deze tussenbeschikking mogelijk is. Hoger beroep van deze tussenbeschikking kan dan ook slechts worden ingesteld tegelijk met hoger beroep van de eindbeschikking. De vrouw kan derhalve niet worden ontvangen in haar beroep tegen de bestreden beschikking. 5. De beslissing Het hof: verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Maastricht van 18 juni 2008. Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Lamers en Smeenk-van der Weijden en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2008.